Déjà vu: Srebrenica

“Zijn zíj in Bosnië geweest?” Vol ongeloof staarden enkelen ons aan. Daar stonden we dan. Een multiculturele groep van moslimstudenten. Net teruggekomen uit Tuzla met de Islamitische Studentenvereniging Amsterdam. Ja, we kwamen toch echt van Bosnië en niet van Marokko. Een studiereis die ons leven heeft veranderd.

Wat neem ik eigenlijk mee naar Bosnië? Zonnebrand? Slippers? Het zal er vast warm zijn. Wat weet ik eigenlijk over het land? Niet veel meer dan dat het in Europa ligt. En o ja, de genocide van de jaren ’90. Scenes uit documentaires flitsen even door mijn hoofd. Iedereen kent het beeld van de vrouwen en kinderen die van hun vaders, zonen en echtgenoten worden gescheiden. Dat is eigenlijk echt kortgeleden. Ik ging verder met inpakken.

Bosnië. Tijdens de busrit van Tuzla naar Sarajevo vallen me de begraafplaatsen op. Het is een apart gezicht. Voornamelijk doordat het gebied dun bevolkt is. Ik kijk mijn ogen uit. De natuur is er prachtig. Zoveel groen. Zo’n heerlijke lucht. Prachtig weer. En gezelligheid. Ik kijk uit naar onze week in dit land. Tijdens het eerste diner met de groep kijk ik naar buiten. Er klinkt veel gepraat en gelach uit dit kleine restaurant waar 40 hongerige studenten zich hebben gevestigd. Buiten zie ik een heuvel. Groen van de natuur. Tegelijk wit van de stenen. Grafstenen. Ik werd er steeds beter van bewust dat Bosnië niet zomaar een land is. Hier, in dit prachtige stukje Europa, is iets gebeurd. Iets waar ik niet genoeg over weet.

De volgende dag was het zover. Srebrenica. Een beruchte plek. Tegenwoordig in handen van de Serviërs. Na de genocide was dat de oplossing van de VN. Bosnië werd verdeeld door drie. Een stuk Bosnië voor de Kroaten. Een stuk Bosnië voor de Bosnische moslims. Een stuk Bosnië voor de Serviërs. Ik heb nooit eerder zo’n raar gevoel gehad bij het binnenrijden van een bepaalde plek. De reisleider vertelt ons over deze plek. Kijk naar rechts; restanten van huizen die tijdens de oorlog door de Serviërs zijn platgebrand. Kijk naar links; vanuit die berg zijn Serviërs Bosnië binnengedrongen. Desondanks zijn er Bosniërs die zijn teruggekeerd naar deze plek. Een plek waar vandaag de dag de grootste oorlogsmisdadigers vrij rondlopen. En soms zijn deze misdadigers buren geworden van de Bosniërs.

Buren? Kun je je dat voorstellen? Je brengt dagelijks je kinderen naar school, en elke dag sta je oog in oog met de man die jouw echtgenoot heeft vermoord? Die jouw huis heeft platgebrand? Die jou maandenlang verkrachtte? Buren. Deze verscheurde zielen worden elke dag aan hun tijd in de hel herinnerd. Alsof de oorlog nooit is opgehouden. Als een nachtmerrie waar je niet uitkomt.

Plotseling stopt de bus. We zijn gearriveerd op de plek waar het gebeurde. Waarom voelde het niet zo? Mijn blik vulde zich met begroeide bergen. De zon kaatste een prachtig licht op het groen, waardoor de natuur begon te spreken. Zo mooi. Zo vredig. Toen keek ik goed. We stonden met de groep langs de weg. Dé weg. De weg waar de mannen van hun gezinnen werden gescheiden. De weg die we zien op tv, met beelden van huilende vrouwen en kinderen op de achtergrond. Met het Servische leger dat zo makkelijk de dutchbatters overtuigt van hun goede bedoelingen. Het leger dat de moslimvrouwen wijsmaakt dat het de veiligheid zal waarborgen.

Hoe doen de soldaten dat? Zomaar even je menselijkheid uitschakelen. Een wanhopige vrouw recht in de ogen aankijken. Zeggen dat alles goedkomt, terwijl je haar twee uur later verkracht. Zeggen dat alles goedkomt, terwijl je haar familie de volgende dag executeert. Hoe kan dat, terwijl we op school zoveel leren over de Tweede Wereldoorlog? Hoe kan dat, terwijl we leven in het continent van Verlichtingsidealen? Hoe kan dat onder toezicht gebeuren van de VN, de organisatie die wij nu vertrouwen op het waarborgen van onze veiligheid? Hoe kan dat, terwijl andere Europese landen meekeken? Hoe kan dat, dat het niet veel scheelde of ik was in leven tijdens een oorlog die in Europa woedde? Europa. De plek van beschaving.

Potočari. De begraafplaats. Nog nooit zag ik in één oogopslag zoveel witte stenen bij elkaar. Bij de ingang stond het monument met alle namen. Tenminste, slechts de namen van de gevonden lijken. De namen stonden op alfabetische volgorde. Ik zag vier keer dezelfde achternaam onder elkaar voorbijkomen. Vier… dat zou een heel gezin kunnen zijn. Vader, moeder en twee kids. Verderop zag ik een lijst van twintig keer dezelfde naam. Ik keek naar de jaartallen. 1921. Een man die in 1995 al 75 jaar oud was. Vermoord. Moest dat? Was hij een dreiging? 1975. Deze persoon was even oud als ik nu ben. Ik, die er vanuit gaat nog een heel leven voor me te hebben. En zo kan het voorbij zijn.

Ik wandelde langs de grafstenen. Voor sommige stenen lag een hoop aarde. Elk jaar op 11 juli worden de gevonden restanten van lijken herenigd met hun eigenaar. Nog elk jaar worden lijken uit hun graf gehaald. Ik liep. En liep. Er leek geen einde aan te komen. Ik keek tegen de achterkant van de stenen aan. Ik keek opzij. Na elke anderhalf meter ging een rij van zoveel grafstenen aan mij voorbij. Ik liep, zonder enig besef van tijd. Een hek naderde. Verder lopen kon niet meer. Ik zocht het midden op en draaide me om. Tranen lopen over mijn wangen als ik denk aan dat moment.

Verdoofd staarde ik voor mij uit. Het moment dat ik oog in oog sta met 8000 graven. Nu keek ik tegen de voorkant van de stenen aan. 8000 grafstenen, met elk bijna de lengte van een persoon. 8000 namen die zich openbaarden. Alsof 8000 mensen met een droevig gezicht, opgesteld in eindeloos lange rijen, mij recht in de ogen aankeken. 8000 keren mijn opa. 8000 keren mijn broertje. 8000 keren mijn vader. Mijn aangezicht bestond enkel uit mensen. De rijen waren zo lang dat ze reikten tot op de bergen achter deze vallei. Een afschuwelijk gevoel overrompelt mij. Mijn hart voelt als een blok hout. Woorden kunnen mijn gevoel van dat moment niet beschrijven. Dit beeld stond op mijn netvlies geprent. Ik zag de 8000 mensen. Zodra ik voor mij uitstaarde. Zodra ik even mijn ogen dichtdeed. Zelfs toen ik probeerde te slapen. Ik heb de waarde van het getal 8000 leren kennen.

Een week van ervaringen, educatie en emoties is het geweest. Een verhaal waarvan nog enkelen de waarheid bij zich dragen. Een verhaal dat een schande is voor de mensheid. En vooral voor Europa, die moest leren van haar oorlogen. Waarom leren we nooit van onze fouten? Is ieder mensenleven echt evenveel waard? Waarom leren we dan zo weinig over deze groep gevallen mensenlevens? Zo kritisch als de Westerse maatschappij mij heeft gemaakt, kwam ik terug met een andere blik op de werkelijkheid. Het eerste wat mij opviel, eenmaal terug in Nederland; honderden Rohingya’s afgeslacht in slechts een aantal dagen. Déjà vu…

Geschreven door: Saloua Aarkoub, Commissievoorzitter Evenementen

IMG-20171108-WA0022.jpg

Vorig bericht
Filmavond: REDA
Volgend bericht
Masterclass: Entrepreneurial Mindset

Gerelateerde berichten